Waarom is interieurfotografie zo moeilijk? Dagelijks zien we foto’s van interieurs voorbij komen. Interieurfoto’s vind je in bladen over huis en interieur, vakbladen voor interieurontwerp en (kantoor)inrichting, advertenties in kranten en magazines en folders. Een goede interieurfoto valt niet op maar is des te moeilijker te maken. In dit artikel zal interieurfotograaf Vincent Hartman uitleggen wat er zoal bij komt kijken en waar rekening mee gehouden moet worden. Compositie Voordat er begonnen kan worden met de interieurfotografie is het belangrijk eerst de ruimte goed in je op te nemen en te verkennen. Op deze wijze leer je de verbanden kennen tussen de ruimtes en de interieurelementen zoals meubilair, schappen en wandaankleding. Let op het verband tussen accenten in het plafond en de vloer en let op kijklijnen, looproutes etc. Begin eerst met het fotograferen van de overzichten, licht er dan een aantal elementen uit zoals meubilair, toonbank, bijzondere wandbekleding, receptie, etc. Daarna kunnen er nog details vastgelegd worden. Je fotografeert van groot naar klein dus. Bij het kiezen van het camera standpunt realiseer je dan dat de ruimte die je zelf in 3 dimensies ziet, plat en saai kan overkomen in een 2 dimensionale foto. Denk dus ook bij interieurfotografie aan de vlakindeling en probeer de elementen interessant in beeld brengen met behulp van de klassieke compositeleer, zoals ’the rule of thirds’, invoerende lijnen, sequenties, diagonalen, etc. Voor een realistisch beeld herkenbaar voor de bezoeker, kies als hoogte voor de camera een gemiddelde (oog)hoogte. Ga voor een overzicht hoger, maar probeer ter afwisseling ook eens een heel laag standpunt. Verticale lijnen en perspectief In de architectuurfotografie en interieurfotografie is het algemeen aanvaard en veelal vereist dat loodrechte muren evenwijdig lopen met het kader van de foto en dus niet naar binnenvallen of naar buiten wijken. Dit in combinatie met hetgeen hierboven beschreven is over compositie betekent dat het camerastandpunt dus zeer kritisch is. Het visueel beoordelen of verticale lijnen loodrecht staan door de zoeker of via het live-view systeem van de camera is erg moeilijk. Een groter scherm van laptop of tablet kan hier uitkomst bieden. Een goed uitgangspunt is het waterpas zetten van de camera. Hiervoor zijn diverse hulpmiddelen op de markt verkrijgbaar. Het beste hulpmiddel is een zwaar statief met betrouwbare ingebouwde waterpas. Zelf gebruik ik hiervoor de ‘405 Geared Head’ van Manfrotto waarmee de 3 dimensies zeer fijn onafhankelijk van elkaar in te stellen zijn. Een balhoofd is voor dit soort werk ongeschikt vanwege zijn grote onnauwkeurigheid. Als er een hoog standpunt gekozen is krijgt het plafond veel aandacht in de foto. Als dit niet gewenst is kan er met behulp van tilt-shift objectieven voorkomen worden dat er divergerende lijnen ontstaan, oftewel de muren vallen niet naar buiten zoals zou gebeuren met het naar beneden kantelen van de camera. Die camera stond namelijk waterpas. Als je een laag standpunt kiest voor het onder de aandacht brengen van een meubel of ander interieur-element kun je de relatie daarvan laten zien door het objectief omhoog te draaien (shiften). Ook hier staat de camera nog steeds waterpas en gaan de verticale lijnen niet convergeren, of naar binnen lopen. Voor interieur en architectuurfotografie gebruik ik de tilt en shift objectieven van Canon, met de brandpunten 17mm, 24mm en 45mm. Een mooi evenwichtig beeld wordt verkregen door verticale lijnen en horizontale lijnen beiden evenwijdig aan het kader van de foto te laten lopen. Dit horizontale perspectief is heel belangrijk en wordt nogal eens over het hoofd gezien. Hiervoor bestaan geen eenvoudige hulpmiddelen en er zit dus niets anders op om het statief zorgvuldig naar links en rechts te bewegen, net zolang tot het goed is. Alle correctie die achteraf in bewerkings programma’s als Lightroom en Photoshop gedaan moeten worden gaan ten koste van de groote van de foto en kosten dus pixels. Het is daarom van het uiterste belang om bij de opname alles goed uitgelijnd te hebben. Om een overzicht van een interieur te fotograferen worden veelal groothoek objectieven ingezet. Het nadeel hiervan is dat elementen die relatief dicht bij de camera staan als het ware uitgerekt worden. Een ronde stoel stoel wordt dan ineens ovaal, een vierkante poef of vloertegel wordt rechthoekig. Hier is helaas weinig of niets aan te doen dan zo min mogelijk groothoek als brandpunt kiezen, maar die keus is er door ruimtegebrek meestal niet. Als een uitgerekt item op een egale ondergrond staat kan dit eventueel achteraf in photoshop gecorrigeerd worden. Als de overzichten gemaakt zijn kan er nog voor gekozen worden om met langere brandpunten sfeerfoto’s te maken van details van het interieur met een mooi scherp-onscherp verloop. Hiervoor gebruik ik doorgaans een 100mm macro-objectief met ruime opening.
Helderheidsverschillen In een interieur zijn de helderheidsverschillen tussen lichte en donkere gedeeltes doorgaans erg groot. Een combinatie van binnenvallend daglicht, schaduw en kunstlichtbronnen zorgen voor een enorme contrastomvang die groter is dan de camerasensor kan vastleggen. Donkere gedeeltes slaan dan dicht en de hoge lichten zijn uitgevreten en bevatten helemaal geen informatie meer. Het is algemeen aanvaard dat een foto 5 % hogelichten mag hebben waar geen doortekening in zit. Het zelfde geldt voor de zwarte partijen. De rest moet dus voldoende informatie bevatten. Hier gaan we uit van fotokwaliteit. Wordt de foto in een krant gedrukt dan moet het de contrast omvang weer aangepast worden (zachter). Doorgaans zorgt de vormgever hiervoor, maar het verdient aanbeveling het medium waar de foto geplaatst gaat worden in ogenschouw te nemen. De basisfoto moet dus goed zijn en ook dit moet tijdens de opname gebeuren. Hiervoor staan een aantal methodes ter beschikking. Vanuit de analoge tijd waren er twee methodes die gebruikt werden, het toevoegen van licht en het zogenaamde doordrukken en tegenhouden tijdens het afdrukproces. Het toevoegen van licht wordt nog steeds toegepast en er zijn nu gelukkig digitale alternatieven in de nabewerking. Met behulp van een losse lichtmeter wordt het opvallende licht gemeten om het helderheidsverschil in aantal stops te meten. Afhankelijk van het gekozen brandpunt wordt een interieur gefotografeerd met diafragma 8 of 11. de sluitertijd wordt proefondervindelijk gekozen ergens in het helder verlichte gedeelte van de ruimte, dusdaning dat wit ook echt lekker wit blijft. De raampartijen bevatten dan nauwelijks informatie en de schaduw gedeeltes zijn dan te donker. Vervolgens worden de schaduwpartijen uitgelicht met diffuus of indirect flitslicht, op een wijze dat de flitser zelf niet in beeld is en het kuntslicht niet weggeflitst wordt. Redelijk subtiel dus. Vervolgens kan de foto nog verder geoptimaliseerd worden door meerdere belichtingen te maken van het zelfde beeld en deze achteraf in Photoshop te combineren. Met de sluitertijd wordt een belichtingstrapje gemaakt. Begin met een tijd die ongeveer 1 a 2 stops overbelicht is en maak de tijd telkens 1 keer sneller tot er 3-5 opnames gemaakt zijn. Achteraf kun je bepalen welke opnames gecombineerd gaan worden. Uiteraard mag de camera niet bewegen tussen de verschillende opnames en het verdiend aanbeveling om de ontspanknop te bedienen via de zelfontspanner of met een afstandsbediening. Zelf werk ik met live-view, zodat de spiegel al opgeklapt is. Er zijn programma’s die verschillend belichtte foto’s automatisch kunnen combineren (via tone mapping, dus geen HDR effect). Dit spaart veel tijd maar doorgaans zien de foto’s er erg onnatuurlijk uit. Zelf gebruik ik een methode, genaamd DRI (dynamic range increase) waarbij ik handmatig via ‘hightlight’ select en ‘refine edge’ maskers aanmaak van doorgaans 2-3 belichtingen. Er zijn veel variabelen om mee te werken en juiste toepassing zorgt voor een natuurlijk en contrastrijk beeld met natuurgetrouwe kleuren. Vervolgens worden er nog lokale aanpassingen gedaan aan het samengestelde beeld.
Kleurverschillen Een interieur kan verlicht zijn met veel verschillende lichtbronnen met ieder een ander kleurspectrum: daglicht (tussen de 4500 en 6500 Kelvin), Gloeilamp (+/- 3200K), Fluorescent (ook 3200, maar heel veel groen) en tenslotte Ledverlichting. Het kiezen van de gemiddelde kleurtemperatuur als uitganspunt voor de opnames is een lastige, maar kan later gelukkig aangepast worden. Voor de correcte kleurbeleving moet er wel ter plekke zo nauwkeurig mogelijk gekozen worden, zodat de herinnering bewaard blijft. Het verdient aanbeveling in een opname een kleurenkaart mee te fotograferen als referentie voor de nabewerking. Indien de kleurtemperatuur afgestemd wordt op de halogeen spots (tungsten of gloeilamp) zal het binnenvallende licht blauw worden. Ik vind dit vaak mooi, maar wanden en meubels die veel daglicht vangen worden dan wel te koel weergegeven. Het toevoegen van flitslicht zoals hierboven omschreven brengt ook het verschil in kleurtemperatuur naar elkaar toe. Ook hier kunnen in de nabewerking door middel van lokale bewerkingen kleurzwemen teruggedrukt worden of eventueel versterkt. Interieurfotografie een vak apart ! Bovenstaande gelezen te hebben komt het besef dat een goede interieurfoto niet opvalt omdat deze zo natuurlijk is. Om dat te bereiken is echter wel specialisme en ervaring vereist en niet iedere professionele fotograaf heeft zich deze dicipline eigen gemaakt. Voor voorbeelden van de interieurfotografie verwijs ik u graag naar het online portfolio op de website. Fotostudio Vincent Hartman Fotografie is een bijzonder fotografie bedrijf en door jarenlange ervaring veelzijdig in verschillende diciplines van de fotografie. Naast interieiurfotografie is het bedrijf gespecialiseerd in reclamefotografie en productfotografie. Ook verzorgt de fotograaf redactionele fotografie voor vakbladen en magazines. De fotostudio is gevestigd in de gemeente Raalte, vlakbij Zwolle.
|